Méér dan een handige Harry zijn?

De installatiesector is best eens een bijzonder wereldje van tegenstellingen. Waarom? Ik ga het u met een ervaring duidelijk maken.

Het is een veelgehoorde klacht dat de installateur ‘laat in plannen betrokken wordt’. In de conventionele manier van planontwikkeling, komt de installateur meestal pas aan bod in het beantwoorden van het bestek. Deze, vanuit de bouwkolom geredeneerde benadering, wordt door velen onder ons verfoeit. Het zou, zogezegd, geen ruimte bieden aan nieuwe (installatie)concepten, laat staan de mogelijkheid tot een innovatieve benadering. De roep om een andere ketenpositie is dan ook regelmatig te horen. “Betrek de installateur vroeger: het levert écht voordeel op!” Trouwe lezers weten dat ik een pleitbezorger ben om eerder en beter gebruik te maken van de kennis en kunde van de installateur. Bezie hem eens als méér dan een handige Harry. En toch; ergens begrijp ik de weerbarstigere praktijk wel.

Want, het verbaast mij hoe de installateur zichzelf zijn kansen ontzegt. Zo ben ik betrokken bij verschillende onderzoeksprojecten. Soms fundamenteel (wetenschappelijk) onderzoek, andere keren heel praktijkgericht en concreet. Projecten waarin techniek onmiskenbaar aanwezig is en de vroegtijdige inbreng van deskundige installateurs meer dan gewenst. Bij de vraag om hieraan deel te nemen, slaat de gretige wens ‘betrek ons eerder’ snel om naar een ‘u vraagt, wij draaien’ houding. De argumenten die ik hoor variëren dan van geen tijd tot aan – echt waar -: geef ons eerst het bestek, dan kijken wij of het te maken is. En zo onttrekt de installateur zichzelf regelmatig aan de ontwikkeltafel.

Is de angst om buiten de comfortzone te stappen groter dan het lef en de ruimte om mee te denken én werken aan de antwoorden op de vragen van morgen? Gaat het om iets wel graag willen zijn, maar eigenlijk het niet echt kunnen…. Wie durft?


(column: Installateurs Zaken, editie april 2019)